2 Corinthiërs 4: 7

'Want wij hebben deze schat in aarden vaten, zodat de kracht, die alles te boven gaat, van God is en niet van ons'. (2 Cor. 4:7).

Deze tekst is het thema van deze week voor het gebed om de eenheid van de christenen. En die schat waarvan de tekst spreekt is 'de kennis van de heerlijkheid van God in het aangezicht van Christus', waarvan in het onmiddellijk voorafgaande sprake was. Die kostbare kennis hebben we 'in aarden vaten'; d.w.z. in breekbare vormen, of ook in zwakke, nauwelijks op hun taak berekende mensen, in verdeelde en weinig overtuigende kerken, die vaak meer met zichzelf dan met de hun toevertrouwde zaak bezig zijn. 'Aarden vaten', zeker!
Niettemin: we hebben weet, althans enige notie van die 'uitnemende kracht', die uit God is en niet uit onszelf. Wat is die kracht, nader gespecificeerd? We kunnen daarbij denken aan de Geest, die vrij maakt en leven doet en die waait waar hij wil. Ook buiten de kerken.
We kunnen ook denken aan de liefde,die ons heeft bezocht in Christus en waardoor mensen zijn aangedaan, zodat er sprake is van liefde en barmhartigheid in een liefdeloze wereld en een dikwijls onbarmhartige samenleving. Liefde die wonderen doet; dingen, die je niet voor mogelijk hield.
We zijn gemeente van Christus om daar oog en oor voor te hebben, om ons erover te verwonderen en God erom te prijzen. Gods kracht laat zich niet onbetuigd; in de gemeente niet, in de wereld niet, in mensenlevens niet. Je ziet het niet altijd, maar je mag en moet het geloven.
Maar die schat – zegt de tekst – van die kennis van Gods kracht en heerlijkheid hebben we dus in aarden vaten. Daarom moeten we maar niet al te zeer prat gaan op de vastheid van onze eigen overtuiging of onze eigen waarheid, als kerken niet, maar ook niet als Nederlandse of westerse cultuur. Want we staan allen onder het kritische oordeel van Gods Woord in Christus tot ons uitgegaan. We hebben het 'gelijk' niet aan onze zijde en de waarheid niet in pacht, maar we hebben de waarheid tegenover ons. Daar zullen we als christenen mee moeten en mogen rekenen dat de waarheid ons wordt aangezegd; van de andere kant – en door de ánder! Ja, wellicht door de vreemdeling in ons midden.
Nu is het postmoderne dogma dat de waarheid particulier is, d.w.z. niet algemeen geldig, niet universeel. We zitten gevangen in onze subjectieve waarheid. Ieder moet het zelf weten; ieder moet op zijn of haar wijze zalig worden. De waarheid elkaar aanzeggen, dat gaat toch niet.
Maar in de kerk kunnen we dat toch niet staande houden. Dan was er geen gebed voor de eenheid van de christenen nodig en ook geen Kontaktraad van Kerken als een enigszins serieuze en verplichtende zaak.
Zeker, we bezitten de waarheid niet; (ook dan was er geen Kontaktraad nodig!). We hebben noch de wijsheid, noch de waarheid in pacht of tot onze beschikking. Dat is waar, maar dat wil niet zeggen dat we niet met de waarheid te maken hebben, dat het licht niet heeft geschenen in de duisternis, dat het woord als gebod ons geen richting wijst in de verlegenheden van het leven en samenleven, dat er geen belofte is van gerechtigheid en vrede uiteindelijk, waardoor we het uithouden in de benauwdheden en uitzichtloosheden van de tegenwoordige tijd.
Wat ons verenigt en naar elkaar toe drijft is misschien onze gezamelijke verlegenheid en ons gebed om licht en geleide in onze verlegenheid. Als kerken hebben we gemeen dat we op de een of andere manier allen in de bevrijdende en wegwijzende kracht van het evangelie geloven, ook al verstaan we dat vaak nogal verschillend.
Maar tot dat verstaan behoort zeker ook dat we de ander uitnemender achten dan onszelf, dat we tot de ander durven zeggen: 'Na U!' Dat simpele gebaar waardoor er ook schot komt in het gedrang dat er is bij de poort naar de toekomst.
Wát moeten we elkaar voorhouden en voorleven? Ik zou denken dit: blijf bij de bron en drink uit die bron. Dat is in onze cultuur van betekenis, ook als je verregaand geseculariseerd bent of liever humanist wilt heten dan christen. Ook de aanwezigheid van een godsdienst als de islam midden in onze samenleving doet ons weer vragen naar onze eigen afkomst en de ons beloofde toekomst. Nu, in dat her-oriënteringsproces, dat er misschien op gang komt, mogen de kerken bepaald niet achter blijven, want zij hebben een schat weliswaar 'in aarden vaten', maar toch is hun een licht opgegaan dat zij niet onder de kandelaar mogen zetten, maar hoog op de standaard. Want het evangelie is een kracht Gods tot behoud...voor de kerken, maar ook voor de cultuur.
In de uitoefening van deze ons toevertrouwde dienst verliezen we de moed niet, want daarin is leven en gloort er toekomst.

Amen

(Toespraak bij mijn afscheid als voorzitter van de Kontaktraad van Kerken te Delft. 22 januari 2003)
(c) Rens Kopmels