Marcus 1: 21-28

Twee dingen in dat korte stukje Marcus vragen onze aandacht. Twee met elkaar samenhangende dingen.
Ten eerste valt er in dit stukje alle nadruk op dat Jezus leert, onderwijst met gezag. Zijn woord heeft gezag; macht kun je ook vertalen, macht over de geesten, zelfs over de boze geesten. Daarin onderscheidt de leer van Jezus zich van die van de Schriftgeleerden, van de welwillende en misschien ook wel veel knappere Schriftgeleerden van zíjn dagen en van die van onze dagen. En de schare staat er versteld van. 'Wat is dit? (lezen we). Een nieuwe leer met gezag! Ook de onreine geesten geeft hij bevelen en ze gehoorzamen hem!'

En het tweede dat onze aandacht trekt is dat Jezus, bezig met een stukje schriftuitleg in de synagoge van Kapernaüm, een onreine geest, een schreeuwlelijk die hem attakeert, krachtdadig bestraft en het zwijgen oplegt. Hij doet die onreine geest uitgaan van de mens waarin die gevaren was. Een heel dramatische scène! 'En de onreine geest deed hem stuiptrekken en ging onder luid gekrijs van hem uit.'.

Daarover straks, maar eerst iets over dat 'gezag', waarmee Jezus leert en spreekt.
Wat is toch het geheim van zijn gezag, of van de macht, de volmacht waarmee hij zieken geneest, duivels uitwerpt en stormen stilt? Vooral de eerste drie evangeliën staan vol van de wonderdaden, die Jezus doet.
Ik krijg nogal eens de indruk dat die wonderen van Jezus ons niet zo erg veel zeggen. Die verhalen staan er nu eenmaal in, ze horen nu eenmaal bij, maar veelbetekenend en verrassend zijn ze ons meestal niet. Ze vermogen ons ook nauwelijks te verheugen of te bemoedigen. We zijn aan de wonderen in het NT gewend geraakt! Blijkbaar kun je aan wonderen ook wennen.... Ja, maar dan zijn het natuurlijk geen wonderen meer...
Ach, zeggen sommigen, Jezus is immers 'de Zoon van God' en als zodanig deelt hij in de macht van God en verricht hij zijn ongehoorde daden van genezing en oprichting uit dood en ellende. We hebben dus in Jezus niet met een gewoon mens te doen, maar met God zelf, met de Zoon van God.
Jezus de Zoon van God en geen gewoon mens! Maar zo wordt ons dat toch niet geleerd, in de Schrift niet en in de kerk ook niet. Zo zullen we het God-zijn en het mens-zijn van onze Heer Jezus niet tegen elkaar mogen uitspelen.
Dat zijn natuurlijke lastige kwesties, maar we zullen hier moeten zeggen: Jezus is de Zoon van God doordat hij geheel en al méns is. 'In alles zijn broeders gelijk, (zegt de oude Heidelbergse catechismus), uitgenomen de zonde.' Maar in dat laatste is hij niet minder mens, maar juist méér mens.

Hoe komt dat dan toch dat Jezus 'leert met gezag' en dat zijn woord macht heeft, terwijl de woorden van de Schrift- en andere geleerden vaak maar zo'n beetje blijven hangen, geen effect sorteren en machteloos ter aarde vallen? Ze weten veel en ze weten het ook goed die schriftgeleerden, maar heilzaam, genezend en bevrijdend, is hun kennis meestal niet. Ze gaan ook prat op hun kennis en kunde, ze zijn er trots op, maar uitrichten doet die kennis niet echt veel.
Ook in onze eigen tijd ligt er een fabelachtige kennis opgetast in bibliotheken en laboratoria, in computers en in onze hersenen, maar toch zijn we niet bij machte de meest elementaire en wezenlijke problemen van het mens-zijn en de samenleving goed aan te pakken, laat staan bevredigend op te lossen: de problemen van het in vrede samenleven van nationaliteiten en ethnische groeperingen, de problemen van honger en armoede, al lijken we die laatste bij onze ongekend groeiende welvaart weer wat te vergeten. (Ook daar wennen we blijkbaar aan; net als aan de wonderen). Een fantastische kennis van zaken, maar toch zo'n machteloze, hopeloze wereldsamenleving, zo'n verschrikkelijke gang van zaken, zulke miserabele praktijken.
Wat ontbreekt ons?

We vroegen naar het geheim van Jezus' heilzame macht, van zijn woord dat de onreine geesten het zwijgen oplegt en hen uitdrijft. De bijbel geeft ons geen grond of aanleiding om aan Jezus mysterieuze gaven toe te schrijven, die gewone mensen ten enenmale ontbreken.
Wat dóet Jezus eigenlijk als we hem met de vinger volgen in de evangelieverhalen? Nu, hij 'doet', zou je kunnen zeggen, 'Mozes en de profeten'. Hij legt die uit, hij exegetiseert die met de daad van zijn leven. Hij doet (kun je ook zeggen) 'de wil van God' (dat is 'mijn spijze', zegt hij bij Johannes) en als de wil van God geschiedt, 'gelijk in de hemel, zo ook op aarde', dan, ja dan, breken de tekenen van Gods Koninkrijk door, van Gods heilrijke heerschappij.
Het geheim van Jezus' gezag is daarin gelegen dat hij zich gezéggen laat. Het gezag van Jezus spreken komt voort uit zijn horen van Gods Woord, zoals dat is geboekstaafd in Mozes en de Profeten. Het is dus 'macht door gehoorzaamheid', zoals de titel luidde van een boekje uit mijn jeugd waarin het ging over natuurwetenschap! Daar ook blijkbaar.
Dát lijkt me de diepe eenvoud van Jezus' leven: hij spreekt met gezag als een gehoorzame; hij wordt met macht en heerlijkheid bekleed, omdat hij zich buigt als een knecht onder het gebod van God en daarmee tegelijk onder de lasten en de moeiten van de mensen en het leven. We kunnen ook zeggen: de toewijding van de liefde, de liefde tot God en de naaste, is het binnenste geheim van Jezus' macht te genezen en te bevrijden. De liefde die scherp luistert en die scherp ziet en die zich verliest in haar toewijding aan God, de mensen en alle dingen. Die liefde waaruit en waarin Jezus leeft is het geheim van zijn macht zieken te genezen, duivels uit te werpen, hongerigen te voeden.
Het evangelie is toch het bemoedigende verhaal dat God in deze knechtelijke trouw en in deze gehoorzame liefde, die in Jezus openbaar wordt, de wereld bewaart van de ondergang; en de mens doet leven! En we zijn in de gemeente om elkaar op het hart te binden dat een God en de mensen toegewijd leven, in geloof, hoop en liefde, niet vergeefs is, maar lóónt, wonderen doet. En dat ook in een wereld die aan zichzelf prijsgegeven lijkt en beheerst wordt door de machten van het kwaad en de zonde.

Gebeuren er nog wonderen? Dat wil zeggen: dingen die niet kunnen volgens onze wereldbeschouwing, maar die tóch gebeuren? Ja, dat mogen we geloven en dat zullen we ook meemaken als we de weg van Jezus gaan, als we volharden in de liefde en ons niet aan de wanhoop overgeven.

We gaan nog even terug naar het verhaal van Marcus: Jezus' bestraffing en uitdrijving van de boze geest in de synagoge van Kapernaüm. 'Een mens in een onreine geest' staat er letterlijk. We kunnen vermoeden dat het hier om een 'geesteszieke' gaat, al laat zich dan niet uitmaken over een afstand van twintig eeuwen om wat voor soort geestesziekte het hier gaat. Het doet er ook niet zoveel toe. We kennen het verschijnsel, ook in onschuldiger, niet direct ziekelijke vormen: een mens in de greep van een hem vreemde macht. Hij is er door bezeten, in gevangen, aan verslaafd. Hij is niet vrij en zichzelf. Hij doet en zegt wel allerlei dingen, maar het alsof iemand anders, iets anders de dingen in hem teweeg brengt, dirigeert. Zo'n iemand staat en leeft onder een hem vréémde macht, die soms verwoestend ingrijpt in zijn eigen mens-zijn. De grens tussen echt ziek en schijnbaar gezond is niet altijd scherp. Er zit vaak ook heel wat 'onreine geest' in schijnbaar gezonde gezelschappen.
Daarom is het vanuit de tekst ook niet zonder meer zeker en duidelijk dat die mens 'in een onreine geest' een geesteszieke is die toevallig die synagoge is binnen gelopen tussen verder alleen maar gezonde en zuivere geesten... óf dat die onreine geest in de synagoge zélf zit en zich losmaakt als een schreeuwende stem uit de daar verzamelde menigte. Want ook de synagoge als zodanig, ook de kérk, kan bevangen zijn in de macht van een onreine geest, die er op de loer ligt en soms tekeer gaat. Verschrikkelijk dat er ook in de kerk zoveel onreine geest kan heersen en dat niemand zich moet verbeelden die geest te kunnen uitdrijven, te kunnen bestraffen. Want dat leidt dikwijls maar van kwaad tot erger.

Nu is het heel opvallend in dit en ook in andere verhalen dat alleen al de verschijning van Jezus de onreine, de boze geesten a.h.w. tevoorschijn roept. Ze komen uit hun schuilhoeken en krijsen het uit. De verschijning van Jezus is het aanbreken van Góds rijk en tegelijk het einde van hún rijk en het lijkt wel of de boze geesten, de demonen, dat als eersten beseffen en zich bij Jezus komen melden, zodat deze ze kan verjagen, de deur wijzen.
Soms gaat dat moeiteloos en verdrijft Jezus ze met een enkel gebaar, een enkel woord en weten de demonen niet hoe gauw ze zich uit de voeten moeten maken. Maar hier gaat de uitdrijving gepaard met veel misbaar. Onder stuiptrekking van de bezetene en luid gekrijs verlaat die onreine geest deze mens, de synagoge.

Het is zeker niet uitgesloten dat ook ànderen dan Jezus, b.v. discipelen van Jezus, óok geesten bestraffen en uitdrijven kunnen. Want niets heeft de Zoon des mensen zichzelf voorbehouden, maar in alles doet hij de zijnen delen. Maar (we zeiden het al): we moeten ons dat niet te gauw en niet te gemakkelijk verbeelden. Ons schelden en bestraffen slaat al gauw de plank mis en leidt van kwaad tot erger. Wij missen de eenvoud en de reinheid van de zuivere toorn om werkelijk te kunnen bestraffen en de boze geest uit te drijven. Daar moet je -om zo te zeggen- een profeet voor zijn. En profeten zijn zeldzaam, ook al zullen ze niet ontbreken in de kring rond de Messias Jezus. Altijd zullen er weer opstaan en ze zullen de boze geesten uit hun schuilhoeken opjagen en verdrijven. Ook dat kan dan met veel kabaal, met toestanden en scènes gepaard gaan, want de onreine geest kan velen in de ban slaan en de tongen en harten van velen beheersen.
Maar we mogen dan weten: de boze geesten blazen de àftocht! Vreest dan niet voor verwarring die ze zaaien en de scènes die ze maken. Want er vindt een zuiverend gericht plaats.
Het kan ook in de kerk voorkomen, misschien juist in de kerk, want het lijkt er wel eens op dat boze, onreine geesten met een zekere voorkeur in de kerken opereren en daar hun slag proberen te slaan; daar hun diabolische spel spelen.
Maar daar stuiten de boze geesten dan ook op hun overmachtige overwinnaar. Want de Messias heeft gesproken en in de kracht van zijn heilige Geest moeten de boze geesten het veld ruimen.
Schrik daarom niet van hun gekrijs, maar weet en geloof: 'Ook de onreine geesten beveelt hij én ze gehoorzamen hem'. Dat mag het evangelie zijn. Voor vandaag.

AMEN
(c) Rens Kopmels