Matteüs 1: 1-12

Merkwaardig dat dat eerste hoofdstuk van Matteüs, tegelijk het eerste hoofdstuk van het hele Nieuwe Testament, zo weinig aandacht heeft gekregen in de kerk en in de prediking. Niet echt interesseert ons die lange geslachtslijst met al die ons grotendeels onbekende namen. Die vinden we saai en taai. 'Sla die maar over', zei mijn vader vroeger bij de bijbellezing aan tafel.
Toch doen we daarmee dat eerste hoofdstuk en onszelf tekort, want wel degelijk bevat die genealogie van de Messias Jezus spannende en belangrijke elementen.

Wij lazen vandaag dit begin van het evangelie van Mattheüs op de vierde en laatste zondag van Advent. En Advent, ('Adventus Domini', voluit) betekent kómst, aankomst, toekomst (van de Heer).
Nu, onmiddellijk worden we geconfronteerd met het feit dat de Messias bepaald niet alléén komt! Hij sleept om zo te zeggen zijn hele oud-testamentische aanhang met zich mee. Die krijgen we met Hem over de vloer. Al die deels dubieuze figuren waarom we niet gevraagd hadden en waar we niet op zaten te wachten komen met Hem mee. In Hem krijgen we ook met hén te doen, of ons dat nu lief is of niet. Hij niet zonder hen; zij niet zonder Hem. Die verbinding van Jezus met heel dat nageslacht van Abraham, kortweg met Israël, kunnen wij niet eigenmachtig verbreken. Jezus is wie hij is als de Messias van Israël en altijd zullen we in de kerk ook te maken blijven hebben met het volk Israël, minstens met Israël en in en via Israël dan ook met alle ándere mensen en volken! Dat is nogal aanstotelijk voor ons religieuze gemoed dat zich veel liever overgeeft aan eeuwige waarden en hoge idealen dan dat het met al die lastige mensen en hectische toestanden in de volkerenwereld te maken krijgt.

De Messias komt niet alleen. Dat is het eerste wat we direct, vanaf het begin al, te horen krijgen.
God komt nooit alleen. Niet zonder zijn volk, niet zonder al die anderen. En ook als 'onze God' is en blijft Hij 'de God van de ander'. De God die de ander, de nááste, in zijn spoor meevoert.
Indringend schreef de theoloog Noordmans vlak na de oorlog over de naaste n.a.v. de woningnood in ons land. Hij zegt dan: 'De naaste is ons nader gekomen; meer dan God, vlak bovenop ons; alwetend, alziende, almachtig.' En deze fijnzinnige theoloog drukt zich bijzonder robuust uit als hij van een scheiding tussen God en de naaste niet weten wil en dan schrijft: 'Want achter God en met Hem komt de hele bende op ons af en de God die alleen komt is niet de Vader van onze Here Jezus Christus. Dat is een kwaad ding voor een mens die op zijn gemak en zijn rust gesteld is.'

Nu, die naaste die ons dwars zit, hindert, stoort in onze gemoedsrust en ons geluksstreven, die, juist die, moeten we liefhebben naar het gebod; daarmee moeten we tot vrede komen. Want naastenliefde is in de bijbel geen actualisatie van sluimerende sympathie tussen zielsverwante wezens, maar het is veeleer een daad van toenadering en respect aan onze antipathie en afkeer voorbij. Ze geldt de vreemdeling, ja de vijand, de ons storende en ongelegen komende medemens. De naastenliefde is in het bijzonder ter zake als er woningnood heerst of als de vreemdelingen in onze poorten meer dan talrijk worden. Dan wordt de kunst van het samenleven in vrede op de proef gesteld.

De Messias komt, maar Hij komt niet alleen. Hij komt met (en in) al zijn broeders en zusters. Dat is ons wel wat veel van het goede! Hij is in Matt. 1 de laatstgenoemde in de rij, maar Hij is de laatste die eigenlijk de eerste is.
De evangelisten, althans Matteüs en ook Lucas, hechten er waarde aan dat deze zoon van Israël nochtans niet door Israël verwekt is. Hij is 'uit Maria' verwekt, maar de verwekker is niet Jozef, de zoon van Jacob…
Wat betekent dat nu, wat wil er met dit vertel-element gezegd zijn? Nu, je kunt zeggen: dat is in eerste instantie meer gericht tot de synagoge, tot het volk Israël zelf, dan tot ons, de gemeente uit de heidenen. Tot ons wordt gezegd dat we Jezus niet kunnen hebben zonder zijn volk, maar aan de Joden wordt duidelijk gemaakt dat deze Zoon 'eer was dan Abraham'. Naar Hem heeft Abraham uitgezien. In Hem heeft Abraham toekomst en in Hem leven en spreken alle kinderen van Abraham voort.
Die geboorte uit de maagd Maria, waar wij zo over kunnen struikelen (moeten we dat nou geloven?) betekent vooral dat Israël niet over Hem de beschikking heeft, Hem niet kan claimen als zijn grote zoon, zoals dat tot op de dag van vandaag wel gebeurt. Laat staan dat enig ander volk of kerkgenootschap Hem kan claimen. Jezus voegt zich weliswaar in de rij van Abrahams geslacht, temidden van al die twijfelachtige figuren, maar hij komt soeverein, in vrijheid, als een onverwachte gast. Niet uit de mannelijke potentie wordt Jezus geboren, niet vanuit de lendenen van Israël, maar hij komt van 'also hoge, van also veer', zoals dat oude kerstliedje het zo treffend zegt. Als een novum, als iets werkelijk nieuws, als de dageraad van een werkelijk nieuwe dag
De maagdelijke geboorte, U begrijpt het, is dus niet een vreemdsoortig biologisch gebeuren, maar er wil mee gezegd zijn dat deze Jezus niet een product, een voortbrengsel van eigen bodem is, zelfs niet van joodse bodem. 'Het in haar verwekte', zegt de engel tot Jozef, 'is uit de Heilige Geest'.
'Conceptus de Spiritu Sancto', zegt de apostolische geloofsbelijdenis. ‘Ontvangen van de Heilige Geest’, geconcipieerd door de Heilige Geest.
Wij vinden dat maar raar, maar dat komt misschien omdat we ons met name rond Kerstmis verkijken op en vergapen aan het kind Jezus en daarin gefocust zijn op 'a man called Jesus', die toch wel heel bijzonder geweest moet zijn dat we hem nog altijd herdenken en zijn geboorte vieren. En we zouden van deze man nog wel eens wat meer willen weten dan de evangeliën van hem vertellen. Uit louter wetenschappelijke interesse en nieuwsgierigheid, zeggen de geleerden. Is dat zo verkeerd? Nee, verkeerd niet, alleen het NT geeft ons, om goede redenen, geen toegang tot de man zelf, tot de zogeheten 'historische Jezus', om van buiten-bijbelse bronnen maar te zwijgen.
Zelfs zijn graf is leeg! En het is leeg, opdat wij er geen pelgrimstochten naar organiseren zouden. Jezus, die ge zoekt, is niet te vinden in het graf van de verleden tijd, maar hij gaat ons voor (luidt de paasboodschap) naar Galiléa, waar hij te vinden is tussen zieken, zwakken en zondaren. Hij is een en al verwijzing van zichzelf af naar zijn broeders en zusters, naar de oogst die te velde staat op de akker van de wereld. Want deze zoekt niet zijn eigen eer, maar hij wil zijn glorie openbaren in de mensen en de mensenwereld.

We kennen Jezus alleen gekleed in het gewaad van zijn evangelie, in de bezielende en bemoedigende verhalen die van hem in omloop zijn; in het woord dat hij spreekt en het Woord dat Hij is. De man zelf is al ten tijde van het ontstaan van het NT verdwenen, opgelost in de mist van het verleden. En dat is niet erg, niet eens spijtig, want het gáat alleen en het mag ons alleen gaan om Jezus als drager van de Geest, als het Woord ten leven, als het licht der wereld.
Daarmee doen we Jezus niet te kort, want deze Jezus heeft niet zijn eigen eer en grootheid gezocht, maar hij heeft niet meer willen zijn dan 'een lam, een zaad, een weerloos woord, dát wordt in Kanaän gehoord, daar (en zo) is God vruchtbaar in ons midden' om het te zeggen met de woorden van Lied 302 uit het Liedboek.
Jezus als het Lam dat de zonden der wereld draagt en zo de wereld toekomst opent; Jezus als een zaad dat zich verliest in de akker om zo vrucht voort te brengen; Jezus als een weerloos woord dat vrij is en dat niet spreekt of opkomt uit onze wereld-ervaringen of uit het menselijk hart.
Jezus als de Christus, de Messias van Israël is een creatie van de Heilige Geest en zo is hij zelf geest en kracht die leven doet, die doet hopen, geloven en liefhebben. Dat mag ons genoeg zijn en dat is ons genoeg. En we eren en dienen Hem door hem te volgen op zijn weg door de wereld en door deel te nemen aan zijn passie voor de mens en al het menselijke. Daar zullen ook wij zelf delen in zijn heerlijkheid, bekleed worden met heerlijkheid. Op de advent van deze koning, die komt als een knecht, als een kind, staat onze verwachting gespannen. In hem en door hem zullen ook wij en alle dingen aan het licht en tot vrede komen.
We geloven dat… tegen de klippen van de wereld- en de levenservaringen op.

AMEN
(c) Rens Kopmels