Een memorabel leraar

Eén van de leraren van mijn middelbare school droeg de merkwaardige bijnaam Kiz. Wie was hij en hoe kwam hij aan die bijnaam?
Natuurkunde gaf hij en hij deed dat uit onderwijskundig oogpunt op de slechts denkbare wijze. Een leerboek gebruikte hij niet, uitleg van de stof verschafte hij al evenmin, maar hij vulde de lesuren, alle uren van de tweede tot en met de zesde klas, met het dicteren van de leerstof en dat in een straf tempo. Zo hield Kiz de hem toevertrouwde, roerige klassen enigszins koest.
Alleen dat al is onvergetelijk. De tijd kroop, je schreef je vingers blauw, je snakte naar de bel, maar Kiz, altijd met een stompje sigaar tussen de lippen, dicteerde onverdroten voort, zoals hij dat in mij tijd al zo'n dertig jaar had gedaan. Het was hem een beproefde methode. Blijkbaar had hij eens besloten op die manier zijn pensioen te halen. En dat is hem ook gelukt. Toen ik in de hoogste klas zat werd Kiz 65, maar inmiddels was hem het lesgeven zo goed gaan bevallen dat hij nog enige jaren doorging.
Hoe kwam Kiz nu toch aan die vreemde bijnaam? Het verhaal ging dat hij op zijn eerste natuurkundeles op onze school gezegd zou hebben: 'Alle moleculen vliegen kris, kras door elkaar'. Nu had Kiz een licht spraakgebrek, nog enigszins versterkt door de grote sigaren die hij zonder mankeren in de mond had, waardoor hij moeite had met de uitspraak van de r en de scherpe s. Zodoende verstonden de jongens uit de jaren twintig 'kiz, kaz' en in de pauze na de les was de bijnaam geboren waaronder hij in steeds wijdere kringen van leerlingen en oud-leerlingen bekend zou staan.
Het behoeft nauwelijks betoog dat Kiz' lessen uitermate saai waren. Maar misschien tegen die achtergrond kwam het tot uitspraken uit Kiz' mond en gebeurden er dingen in de klas die me altijd zijn bijgebleven. De pedagogische waarde van Kiz' uitlatingen kan men weliswaar betwijfelen, maar ze hadden de verdienste dat ze anders dan de door hem geboden leerstof zich in het geheugen vastprentten. Speciaal de in Kiz' ogen domme leerlingen moesten het vaak ontgelden. De toevoeging 'stomme donder' lag hem in de mond bestorven en een vermaard gebleven uitspraak van Kiz was ook: 'Ga jij maar poep op het land strooien'. Nog een andere, eveneens aan de anale sfeer ontleende: 'Jij kunt nog geen scheet aan de muur vastspijkeren'. Het zijn wel stijlbloempjes, zij het misschien met een luchtje.
Pedagogisch nog kwalijker was het dat Kiz aan sommige leerlingen onverholen de pest had en daar bij gelegenheid ook venijnig uiting aan gaf. Zo schroomde hij niet een leerling toe te bijten: 'Ik zal er voor zorgen dat jij zakt op je eindexamen'. Of tegen iemand anders: 'Wat zag ik jou daar met die lel van een NSB-meid op straat lopen'. We zijn dan –let wel- in de jaren vijftig. En toen de orde in de klas ondanks het strenge dicteer-regiem weer eens verstoord was en er zelfs gevechten in de schoolbanken losbraken, hoorde ik Kiz eens sissen: 'Sla hem op zijn bek, Deurloo!' Deze Johan Deurloo (ik weet niet of het nog familie is van de bekende Amsterdamse hoogleraar) permitteerde zich ten opzichte van de natuurkundeleraar de meest onwaarschijnlijke vrijpostigheden, maar was desondanks één van Kiz' gunstelingen. Want die had hij ook. Als je bijvoorbeeld voetbalde of aardig schaak speelde (zoals ik zelf) kon je bij Kiz geen kwaad doen.

Merkwaardige, vreselijke man deze Kiz! Het antitype van de goede leraar. Een morsig kereltje met soms de restanten van de scheerzeep nog onder de oren en steevast die vieze stukjes sigaar in de mond. Want roken deed Kiz altijd. Niet alleen in de klas, ook op de fiets, ook bij het voetbal dat Kiz elke zondag bezocht. Zonder sigaar zag niemand hem ooit. Dan zou Kiz ziek zijn en dat was Kiz tot ongenoegen van de scholieren nooit. 'Kiz ziek, Kiz dood', gold als vaststaande waarheid onder hen. Hij werd dan ook hoog in de negentig, de stelling dat roken de gezondheid schaadt falsificerend.
Maar was er ook nog een andere Kiz dan het curieuze fenomeen hierboven aangeduid? Buiten schooltijd was Kiz' leven gevuld met muziek, schaken en voetbal. Ook dat was algemeen bekend. Op school betoonde hij zich een warm propagandist vor het bezoeken van concerten klassieke muziek als zich in de kleine provinciestad eens de gelegenheid voordeed en zelf speelde hij verdienstelijk cello. Als schaker was hij ook nog op vergevorderde leeftijd een der besten uit de regio. Verscheidene keren maakte ik hem mee als simultaan-speler. Goed gehumeurd, zelfs neuriënd liep hij dan zijn rondjes alsof het leven een lichtvoetig feest was.
Had Kiz ook een geloof? Destijds al vroeg ik me dat wel eens af, maar ik meen wel zeker te weten van niet. Kiz geloofde niks en was een anti-idealist. Met de wetenschap had het geloof afgedaan. Kiz' eerste uitspraak op onze school was ook zijn laatste levenswijsheid: 'Alle moleculen vliegen kris, kras door elkaar'.
Nog één herinnering –en wat merkwaardig dat het geheugen die vasthoudt-: toen ik eens in een druk en rommelig toernooizaaltje met een schaakprobleemtje zat en ik Kiz erbij haalde om het op te lossen lei hij kameraadschappelijk zijn arm om mijn schouder. Niet dat me dat op dat moment zo veel deed, maar ik heb het wel onthouden. Alle goede, fatsoenlijke en nobele leraren, die ik op mijn middelbare school mocht meemaken, hebben bij mijn weten nooit een arm om mijn schouder gelegd.
Kiz wél dus. God hebbe zijn ziel.

(mei 1995)
(c) Rens Kopmels