K.H. Miskotte (1894-1976)

'Miskotte was een modern mens, gedrenkt in de Europese cultuur, waarin Gód een begrip is geworden uit een vroeger, minder verlicht verleden, een cultuur waarin de hypothese God overbodig is geworden, althans als overbodig géldt. Hij heeft de aanvechtingen waaraan hij daardoor werd blootgesteld niet verdrongen. Hij compenseerde die niet met een triomfaal schallende boodschap. Een christen was voor hem geen mens die bestáát: het evangelie is 'een vreemde vrijspraak', die een mens steeds moet horen en die hij zich niet definitief kan toeëigenen'. (Bert ter Schegget in Hervormd Nederland van 13 juni '81)

Als we met veel recht en reden vaststellen dat kerk en christelijk geloof in onze tijd sterk aangevochten zaken zijn, weggespoeld dreigen te worden door golven van secularisatie, omslaan in atheïsme en nihilisme, wegglijden in een weinig omlijnd 'humanisme', dan treffen we in dit geestelijk krachtenveld MISKOTTE onder ons aan als een uiterst sensibel en zeer erudiet theoloog. Hij wist zich – bij alle aanvechting – vastgehouden en geörienteerd door wat voor hem kern en middelpunt van geloof en christendom was.
Dat was de aan Israël en in de Messias van Israël geopenbaarde NAAM: de 'Shem JHWH', de Naam des Heren.
Weinig systematisch, nauwelijks als een man van ordelijke wetenschap, zwierf Miskottes geest over de velden van theologie, cultuur en politiek en hij heeft erover geschreven in een levendige en bezielde, maar ook heel eigen en barokke taal. Bewogen en bevlogen, maar niet voor ieder eenvoudig te volgen. Steeds evenwel vanuit dit éne middelpunt, die éne kern. Want 'deze kern ziet wijd'. Dat is een bekende en karakteristieke uitdrukking van hem geworden. De unieke, onverwisselbare Naam over ons uitgeroepen en als een licht over ons en onze wereld opgegaan heeft een universele strekking. Dit licht schijnt over de volle breedte van de volkerenwereld, tot in de diepte van de existentie en tot in de verste uithoeken van de kosmos. In dit 'bijzondere' gaat het om het 'algemene', in dit 'pars' om het 'totum' en daarmee is de kennisweg in de theologie onomkeerbaar die van dit particuliere naar het universele. In de bonte veelheid en overdaad van Miskottes gedachten zorgt dit beginsel voor enige 'methodische strengheid'.
We kunnen wellicht zeggen: zoals de kerk leeft in de lofzeggende verbazing over wat haar in Christus en al diens getuigen verhaald en overkomen is, zo cirkelt de theologie in intellectuele, rekenschap afleggende verbazing rond het wonder van de geopenbaarde Naam. Deze Naam is haar 'object', haar 'thema', ook al laat de Naam zich niet objectiveren of thematiseren, omdat het eindige dit 'oneindige' niet kan bevatten. ('Finitum non capax infinitum'). Het 'proprium' (het eigene) van de theologie blijft haar een 'alienum' (iets vreemds). De theologie verwijst er hoogstens naar, getuigt ervan. Daarbij is het om te beginnen zaak dat we al onze noties aangaande God, mens en wereld, die we van huis uit meedragen en onder de leden hebben, opschorten, àchter ons laten als (voorlopig) ondeugdelijk, als vooringenomenheden en vooroordelen. Geboeid door de Naam alleen mogen en moeten we ons vandaar uit laten zeggen – en dan ook zelf zeggen – wie of wat 'god' is en ook wie of wat we zelf zijn.
Maar dat gaat te snel! Veel te snel. We zeggen voorlopig niet meer dan dat de Naam niet als een antwoord past op onze religieuze vragen en behoeften. Vanuit die vragen en behoeften vertrekkend blijven we er in gevangen en schieten we aan het eigene en het bijzondere van de Naam voorbij. We smoren de sprake van de Naam, de Stem in onze eigen opvattingen en vanzelfsprekende overtuigingen. De religieuze vraag is voor Miskotte géén uitgangspunt, geen goed begin van de theologie. Ook niet de vraag die de mens zelf zou zijn.
De geopenbaarde Naam heeft prioriteit en is in de theologie het eerst geldige. De Naam veronderstelt de religieuze vraag dan ook niet en het 'atheïsme' doet geen afbreuk aan de geldigheid en de zeggingskracht van de Naam. De Naam is geen antwoord of oplossing, maar Stem en Roep, Woord en Gebod. Verkiezing, als arrestatie en in dienstneming. De Naam is – met de treffende uitdrukking van Miskotte zelf – 'Zonder grond; in ons midden'. De Naam is wijsgerig gesproken: contingent, toevallig, niet-noodzakelijk, ongegrond. De Naam meldt zich, dient zich aan, richt zich tot ons. Sprekend. Exterieur aan ons bestaan, vrij en soeverein. 'Unverfügbar'. De Naam is niet gefundeerd in de existentie of de wereld, maar er valt licht vanuit de Naam over het bestaan en de wereld. Er gaat van de verhaalde, uitgeroepen, ons op het hart gebonden Naam kritische, richtingwijzende (zeggings)kracht uit. Bevrijdende 'zegging', zegening. Dictie en benedictie.

Is die Naam nu... Gód?? Hier luistert het nauw. De theologie van Miskotte is in haar kern misschien op deze korte formule te brengen: JHWH is God. De Heere is God. HIJ, je weet wel, de Bevrijder uit het diensthuis (zegt men in Israël tot elkaar) is onze God en de Schepper van hemel en aarde. Hij, de onuitsprekelijke, die nochtans zelf niet zwijgt, maar spréékt, is Gód. Maar JHWH is God ànders dan we denken, vermoeden, veronderstellen. HIJ is dat op Zijn wijze, zoals Hij rechtvaardig, (al)machtig, liefde is... op Zijn wijze. HIJ is God, waarbij het praedicaat (god) geheel gevuld, gekwalificeerd wordt vanuit het subject: HIJ, de Heere. Wie of wat God is lezen we uitsluitend af vanuit deze Naam. En vanuit de werkelijkheid van de Naam vervalt die vermoeiende en uitzichtloze vraag naar het bestáán van God. Of Hij er wel is? Ja, Hij, Gòd bestaat, maar ook dat... op Zijn wijze! Er is geen analogie tussen het bestaan van de wereld en van de mens en dat van God. Geen 'analogia entis', geen zijnsovereenkomst. HIJ is 'anders dan zijn' (met de prachtige formule van Levinas). Gedacht vanuit de ons bekende (ach wat!) en bestaande wereld of vanuit ons eigen bestaan kunnen en moeten we wellicht eerder zeggen: Hij, Gòd, bestaat niet. Wellicht beter: Hij kómt. Hij komt van gene zijde van het zijn. Hij zal er zijn, op zijn tijd en zijn wijze. 'Ik zal er zijn', is zijn Naam (Exodus 3: 14). Hij is de afwezige in het presente, maar ook de aanwezige als de toekomstige, als de tot bevrijding komende.

Miskotte citeert in het 'Bijbels ABC' de schaakmeester Hein Donner, die zei: 'ik geloof wel in God, maar ik leerde pas geloven, toen ik ontdekte, dat Hij niet bestond' (pag. 213). Daarmee, aldus Miskotte, 'één van de kostbaarste geheimen van het abc kostelijk verradend'.

Gods werkelijkheid is bijbels gesproken de werkelijkheid van zijn verháál. Als een verhaald verhaal dat de ronde doet is Hij onder ons, ja als een van Hem vernomen gerucht. Een roep die Hem volgt en vooruitgaat. Zo weerloos en onwaarschijnlijk, maar ook onloochenbaar in zoverre de mens de oren niet toesluit.
Aan God zit bijbels gedacht altijd 'een verhaal vast', maar dat blijkt dan als zijn verhaal óók het onze te zijn. Ons verhaal anders verteld dan wij het onszelf vertellen. Onze geschiedenis in een ander licht, anders ter sprake gebracht. Kritischer, maar ook hoopvoller, glansrijker. Het verhaal van ons leven en van onze wereld lezen en leven we in het licht van Góds verhaal met ons.
God kennen we, ja zeker, maar we kennen Hem uit zijn verhaal, uit zijn ons verhaalde geschiedenis. We kennen God uit de ons verhaalde en verkondigde geschiedenis van de Messias Jezus. Niet buiten Hem om. In en door Hem. Niet anders en niet in iets of iemand anders. 'Zijt gij het die komen zou of hebben wij een ander te verwachten?' (Mat. 11: 3). Néé, de gemeente verwacht geen ander als deze in Jezus gekomen Messias. Deze is 'God-met-ons' en door Hem zijn wij niet en nooit zonder God en is God niet en nooit God zonder ons. De mens is niet godloos en God is niet mensloos. Maar niet vanuit onze ervaringen of als wat of wie onze ervaringen te boven gaat, als de (of het) transcendente kennen we God of vinden we toegang tot Hem. Uit dat diep ingeslepen denkspoor en denkdressaat worden we door Miskotte weggehaald. Het is een revolutie in onze godsgedachten en -beseffen. Dat God woont in een ontoegankelijk licht is hier volstrekt serieus genomen.

Dat is dan radicale afwijzing van alle 'natuurlijke theologie'. Daarin geldt dat we van God al iets weten of bevroeden, hoe vaag ook, buiten de ene Naam ons gegeven onder de hemel, waarin ons behoud is (Hand. 4: 12). Dat kader van de 'natuurlijke godskennis', waarbinnen dan de openbaring ter sprake komt en geïnterpreteerd wordt, wordt door Miskotte, daarin krachtig gesteund en geïnspireerd door de iets oudere Zwitserse theoloog Karl Barth, gedecideerd afgewezen, als ondeugdelijk, als misleidend, als ten principale achterhaald en als een ook cultuurhistorisch doodlopende weg.
Op zijn laatst sinds Kant zijn we ten aanzien van God agnosten, niet-weters. God moeten we wel denken, maar we kunnen Hem niet kennen. Maar deze onwetendheid excuseert de mens niet! (Ook bij Kant zelf niet!). Want 'met voorbijzien van de tijden der onwetendheid' (Hand. 17: 30) zijn we nochtans in Christus Jezus bezocht, geroepen, uitgedaagd tot een antwoord en een keuze. Ook al zouden we God loochenen, Hem als non-existent verklaren. Het Woord in hem gesproken heeft geklonken en klinkt na in onze oren. Het geldt 'etsi Deus non daretur', ook al zou God er niet zijn. (Bonhoeffer zei het zo, in navolging van Hugo Grotius).
In Christus heeft God zich geïdentificeerd met 'de zaak van de mens en de menselijkheid' en die zaak blijft ons occuperen, obsederen, achtervolgen aan ons athëisme en ons agnosticisme voorbij. Daarom doen we er goed aan die vraag naar de mens en de menselijkheid te verstaan in het licht van 'Gods verhaal met mens en wereld'. De tekst van ons leven en onze wereld te lezen in deze verrassende en hoopgevende context.
Miskotte zag zich genoopt (en hij wist zich vanuit de zaak gemachtigd) zijn theologische strijd te voeren tegen en temidden van een tot op de draad versleten christendom dat 'God' als het ware religieus of wereldbeschouwelijk ingeklemd hield en zo monddood maakte. Hij deed dat door het oor te scherpen voor de sprake, die uitgaat van de enige, onvergelijkelijke Naam en die kracht behoudt aan de religiositeit voorbij, ja aan de moderniteit voorbij, ook temidden van een atheïstisch en nihilistisch levensklimaat. Maar hij deed dat als een zelf door die cultuur gevormde, erin ondergedompelde en aangevochtene; en als een zodanige is hij door velen in de kerken en ook wel daarbuiten herkend en hun tot een gids en voortrekker geworden. Aan actualiteit heeft hij daarbij nog nauwelijks ingeboet.

De naam van Karl Barth viel. Met hem wordt Miskotte in Nederland vaak en terecht in één adem genoemd. Inderdaad mag Miskotte gelden als één van de belangrijkste theologen die Barth hier heeft geïntroduceerd en gerecipieerd. Zichzelf heeft hij ook altijd gezien als een dankbare leerling en interpreet van Barth, die hij beschouwde als 'de evangelist van de twintigste eeuw' met 'Europa als diens parochie' en de 'catholica' ( = de hele kerk) als zijn operatieveld en dit alles deed Barth als theoloog, als 'denker en zegger der waarheid Gods' en tegelijk als 'kenner en peiler van de moderne hopeloosheid', zoals Miskotte schreef in Barth's 'In memoriam' in In de Waagschaal (december 1968).
We doen Miskotte geen onrecht hem te zien als een getrouwe leerling en vertolker van Barth's grote onderneming kerk en theologie een weg te banen en te wijzen door de moderne tijden en uit te leiden uit de doodlopende staten van de Verlichting en van een levenloze 'orthodoxie', de tegenstelling van vrijzinnig en rechtzinnig te boven. Maar tegelijk is Miskotte een heel zelfstandig leerling van Barth met eigen en verrijkende accenten. Dat heeft tot gevolg gehad dat Miskotte in Nederland een andere 'Wirkungsgeschichte' doormaakte dan Barth.

We wijzen hier op enkele van die accentverschillen:
(1) Meer dan bij Barth het geval is heeft Miskotte gevoel en aandacht voor wat wel heet de 'bevindelijke kant' van het geloof. Dat wil zeggen voor de vraag hoe de mens eraan toe is en hoe hij zich bevindt voor Gods aangezicht en ook in de levens- en wereldwerkelijkheid. Aandacht voor de subjectieve zijde van het geloven in onderscheid van de objectieve kant van het geloof, te weten de 'credenda', de dingen die geloofd moeten worden. Die aandacht en zijn vermogen de 'bevindingen' te verwoorden hebben er zeker toe bijgedragen dat Miskotte ook weerklank vond (en steeds meer vindt) in kringen waar vanouds de bevindelijkheid veel aandacht kreeg: de Gereformeerde Bond in de Hervormde Kerk (nu PKN), ook wel bij de Christelijk Gereformeerden en misschien in de toekomst de Oud-Gereformeerden.
Daar komt bij dat Miskotte, evenals Barth trouwens, de weg terug vond naar de klassieken van de Reformatie. Van huis uit was Kohlbrugge hem al vertrouwd, maar ook Luther, Calvijn en Augustinus zijn hem – daarin anders dan veel 'modernen' – tot een gedurige bron van inspiratie. Daarmee vond hj ook gemakkelijker aansluiting en verwierf hij enig gezag in de zogeheten 'gereformeerde gezindte', overigens een gezelschap met vele interne verschillen en spanningen.
Wat minder goed viel en valt Miskotte bij de gereformeerden van het Doleantie-type, die meestal te vinden zijn (of waren) in de Gereformeerde Kerken (Synodaal) of bij de Vrijgemaakt Gereformeerden. Daar is het geloof meer rationeel en activistisch en doorgaans minder bevindelijk. Ook kan nog nawerken het cultureel-politieke item van de zogenaamde 'doorbraak' in het spoor van Barth vooral, maar ook van Miskotte, één van de zeven 'doorbraakdominees' die in 1945 zich bij de SDAP (later PvdA) aansloten. Dat was tegen het zere been van de vooral in gereformeerde kring hoog gehouden 'antithese', van de eigen christelijke organisatie en cultuur. Barth en ook Miskotte wezen die aparte christelijke cultuur scherp af en meenden dat men christen is in (kritische) solidariteit met de nood van de cultuur en de politiek als geheel. Voor en ook nog na de oorlog lag op dat punt een bij de gereformeerden moeilijk te nemen barrière om Barth en Miskotte te kunnen appreciëren.

(2) Een tweede verschil met Barth is Miskotte's uitgesproken aandacht voor het getuigenis van het Oude Testament ('Tenach') en zijn daarmee samenhangende, zij het daarvan ook te onderscheiden interesse voor het (moderne) Jodendom.
We noemden al het boekje 'Bijbels ABC', dat voor het eerst verscheen in het eerste jaar van de Duitse bezetting (1941), want kennis van de inhoud en strekking van de bijbelse grondwoorden vormt een antidotum tegen de 'fascistische besmetting' was Miskotte's overtuiging. Pas in 1966 kwam het tot een tweede, herziene druk om daarna de geesten te veroveren. Niet zelden was Miskotte zijn tijd enige decennia vooruit! De strekking van het Bijbels ABC was: versta de grondwoorden, zoals 'Naam', 'Woord', 'Weg', 'Gerechtigheid', 'Vrede' 'Liefde', in de bedding van de Schriften en ontdek hoe kritisch-dwars deze woorden staan op de vulling die wij ze geven vanuit ons 'heidendom' en ook hoeveel woorden er ontbreken die wij wezenlijk achten voor het christendom, zoals 'voorzienigheid', 'eeuwigheid', 'zin' 'deugd', 'ideaal'.
Dus terug naar het Bijbels ABC, terug naar Tenach als het raam waarin ook het NT moet worden verstaan en uitgelegd en niet, zoals dat in de kerkgeschiedenis doorlopend gebeurd is, naar de vigerende filosofie of het heersende levensklimaat als het kader waarin het evangelie verkondigd wordt. De man die dat heeft opgepakt en tot in de details heeft uitgewerkt is Frans Breukelman, inspirator van heel wat exegeten en predikanten in alle Nederlandse kerken; ook één van de belangrijkste achtergrondfiguren van de 'Amsterdamse School'.

Het Israëlitisch karakter van de Schrift (ook van het NT!) is onopgeefbaar. Dat betekent voor de kerk en voor de theologie blijvende aandacht voor Israël, ook voor het jodendom in zijn moderne gestalte. Ook daarin was Miskotte een voortrekker. Al in 1932 vroeg hij in zijn omvangrijke dissertatie 'Het wezen van het jodendom' aandacht voor de grote joodse denkers en schrijvers, die zich in het begin van de 20-ste eeuw op het Europese cultuurveld aandienden zonder overigens aanvankelijk veel gehoor en weerklank te vinden in kerk en cultuur. De bekendste zijn: Marin Buber, Franz Rosenzweig, Eugen Rosenstock, de schrijver Franz Kafka en de later bekend geworden filosoof Ernst Bloch.
Vlak vóór de oorlog verschijnt dan 'Edda en Thora', een vergelijking van de Germaanse religie en het jodendom, want in het woeden van het 'nationaal-socialisme' zag Miskotte een herleving van de Germaanse oer-religie, die de lacune opvulde die een afbrokkelend en voos geworden christendom achterliet. En dit herleefde heidendom zal zich in zijn ware aard onthullen als een gruwelijk antisemitisme, als haat tegen de Joden en dan ook tegen de God van Israël.

Maar ook na de oorlog, als de fronten verschuiven, is het OT de laatste linie waarop we worden teruggeworpen ten overstaan van het 'nihilisme', waarin de religie steeds weer omslaat. Dan schrijft Miskotte 'Als de goden zwijgen', wellicht zijn hoofdwerk, met als ondertitel: 'Over de zin van het Oude Testament'. Het heidendom als de natuurlijke religie van de volkenwereld onthult vroeg of laat 'het zwijgen der goden', de sprakeloosheid van het zijn. Nu, daarvan heeft Israël altijd al geweten en in Tenach wordt een weg gewezen aan religie en atheïsme voorbij: namelijk in het horen van de Stem, in de oriëntatie op de unieke Naam! Zo biedt het OT ons geleide in onze eigen tijd als we het laten spreken en uitspreken.

(3) Een derde punt waarop Miskotte zich onderscheidt van Barth is zijn grotere gevoeligheid voor alles wat er leefde in het gemoed van de mens en zoals dat tot uitdrukking komt in literatuur, poëzie, kunst en wijsbegeerte. Barth prees hem als één van zijn meest 'musische' geestverwanten en Miskotte zelf noemde de theologie weliswaar zijn 'wettige vrouw', maar de literatuur zijn 'minnares'. Een goed deel van zijn oeuvre beweegt zich op dat gebied, ook al blijft hij ook daar theoloog, 'dienaar des Woords'.
Zo heeft Miskotte ook inspirerend en bevruchtend gewerkt op het in het calvinisme zo verwaarloosde en onbeminde terrein van kunst en cultuur. Zo heeft de 'G. van der Leeuw Stichting voor Kerk en Kunst' in Miskotte één van haar inspiratoren en mogen we ook niet vergeten dat de generatie dichters, die de nieuwe psalmberijming verzorgd heeft en van wie talrijke liederen in 'Het Liedboek van de Kerken' terecht zijn gekomen, zijn werk gedaan heeft in de geest en de (letterlijke) nabijheid van Miskotte. Want deze maakte de werkzittingen van het 'Landvolk', zoals zij zich noemden, zelf mee. Iets van de geest van Miskotte heeft zo zijn weg gevonden naar de kerken via de liederen van Barnard, Den Besten, Wit, Schulte Nordholt, Heeroma, Naastepad en Oosterhuis.

Treffend en herkenbaar is K. H. Miskotte poëtisch geportretteerd door Willem Barnard in een gedicht dat heet: PARELMOER en PARELHOEN. Daarmee besluiten we dit artikel.

Zo staat ge te boek, Miskotte:
als een waaghals, een schaaldier,
denkparelmoer.
Zo staat ge te boek:
als een haan,
een parelhoen met een staart van woorden,
een gedachtenkam
en een haleluja-lel,
groot hallel
Een dier
uit de zee van de bezinking,
de diepe trage rollers
van de bevinding,
te land gekomen,
tot strand gekomen
tussen ebbe en vloed -
of een beest uit de hoogte,
een groot beest voor den Heer
op het erf van zijn goedheid,
tussen de kippen
die kakelen
tussen de eenden
die snabbelen,
een groot vreemd dier,
een gekleurd obstakel
cultuur;
want gij glanst
en het licht breekt in u en gij danst,
want de wind steekt in u op als een vuur.
Gij zijt nog lang niet gedoofd
God zij geloofd!

Uit cursusmateriaal; niet eerder gepubliceerd
(c) Rens Kopmels