Romanliteratuur

Sinds januari van dit jaar beluister ik gesproken boeken. Een positieve kant van mijn verslechterde gezichtsvermogen dat ‘gewoon lezen’ tot een kwelling en haast onmogelijk maakt.

Vooral geschiedenis en literatuur lenen zich daar goed voor en ik koester het stoutmoedige voornemen om in ieder geval al de toppers van de Nederlandse romanliteratuur van de laatste honderd jaar rustig in mijn stoel zittend of mijn maaltijd bereidend me te laten voorlezen. Uiterst geriefelijk. Het zou ook in bed kunnen, maar lezen in bed heb ik altijd enigszins decadent gevonden. Daar houd ik niet van, al ik veroordeel het niet bij anderen.


Ik ben goed begonnen, al zeg ik het zelf. In nog geen vier maanden al zo’n vijftien boeken tot me genomen, waaronder enkele van zo’n zestig leesuren. Iets waar ik vroeger minstens enige jaren over deed.

Ik wissel daarbij af tussen boeken die ik ooit al eens las en voor mij nieuwe romans. Bij die eerste categorie is het boeiend om na te gaan wat je je er nog van herinnert na zo’n dertig, veertig of zelfs vijftig jaar en ook of je ze met nieuwe oren hort. Ik kan het aanbevelen.

Zo beluisterde ik twee boeken van de bij mij zo hoog genoteerde Albert Camus: ‘De pest’ en ‘De vreemdeling’. Weer vond ik ze mooi en intrigerend. Mooi vanwege de sobere en klassieke stijl en het zuivere woordgebruik,intrigerend vooral vanwege de filosofische inslag die niet uit de leerboeken stamt, maar direct voortkomt uit de levens- en wereldervaringen. De filosofie is bij Camus existentieel en de existentie is filosofisch, altijd op zoek naar zin en betekenis. Wat mij nog meer dan vroeger opviel bij Canus is dat zijn besliste afwijzing van het christelijk geloof toch zo respectvol is en het gesprek open houdt. Dokter Rieux, de centrale figuur in ‘De pest’ zegt tegen pater Panelou: ‘Ik aanvaard geen schepping, waarin onschuldige kinderen een afschuwelijke dood sterven’. Daartegen zou ik geen apologie van de Schepper willen beproeven, maar wel worden we uitgedaagd anders over ‘schepping’ te denken. Niettemin zegt Rieux ook tegen de pater als ze samen het vreselijke sterven van die jonge jongen hebben meegemaakt en elkaar de hand drukken: Zelfs God kan nu niet meer tussen ons in staan’.

Camus geeft altijd te denken en is in zijn luciditeit een en al noblesse, nooit onbarmhartig, nooit zonder begrip.


Diep getroffen was ik vervolgens door de laatste roman van Anna Blaman ‘De verliezers’ uit 1960. Is zij zo langzamerhand een vergeten schrijfster? Zeer ten onrechte. Ik vond ‘Eenzaam avontuur’, dat ik daarna beluisterde, overigens erg tegenvallen en deze roman kon me niet tot het einde boeien. Waarschijnlijk ben ik er destijds ook in blijven steken. Het is misschien een lange litanie van het onvermogen om elkaar wezenlijk te bereiken, ook niet of juist niet in de liefde, maar deze roman is met al zijn subtiliteiten en psychologische diepzinnigheden aan mijn boerse ziel toch niet zo erg besteed.

Dat was geheel anders bij ‘De verliezers’. Zelden heb ik zo’n desolate en intrieste ziel beschreven gezien als die van Kostiaan, een van de twee hoofdpersonen in het boek, die we ontmoeten in de paar weken nadat zijn vrouw gestorven is en die dan tot het inzicht komt dat zijn trotse en hoogharige echtgenote hem altijd veracht en gekleineerd heeft. Kostaan woonde en leefde onder ons in het Amsterdam van de jaren vijftig en hij heeft omgetwijfeld talloze nazaten. Anna Blaman zag en beschreef hem in zijn radeloosheid en reddeloosheid. Een armzalige verliezer van het lot en van het leven. Een ‘looser’ in alle opzichten die uiteindelijk alleen maar een eind aan zijn mislukte leven kan maken, zonder enige liefde en waardering als dat was. Hij bezwijkt onder de last van zijn verleden zonder enig uitzicht op toekomst Van God en alle mensen verlaten voor zijn besef.

Maar in deze roman is er ook de wijkverpleegster Driekje aan wie Kostiaan zich, als een bloedzuiger, wanhopig vastklampt na de dood van zijn vrouw. Anna Blaman zet Driekje voor ons neer als een helemaal niet zo bijzondere of interessante vrouw. Een ‘doemens’, zonder veel zelfreflectie. We worden zeker niet verliefd op deze Driekje, zoals overigens haar (onuitgesproken lesbische) vriendin Bertha dat wel wordt. Ook dat geeft drama, maar Driekje blijft in al die netelige en zenuwslopende toestanden, vooral met Kostiaan, op een bewonderenswaardige wijze zichzelf. Je kunt een volstrekt wanhopig mens toch niet aan zijn lot overlaten, ook al pleit alles en iedereen ervoor dat wel te doen, omdat de grens van je professionele verantwoordelijkheid allang bereikt is en je deze man toch niet kunt redden. Maar Driekje weet vanuit een elementair menselijk fatsoen (of hoe zullen we het noemen) dat onze verantwoordelijkheid niet ophoudt als we onze taak volbracht hebben. Daarvoor hoeft ze Levinas niet te kennen of Anna Blaman niet te lezen. Ook zij zal verliezen, haar reputatie, haar baan, haar vriendin, maar niet zichzelf. Althans dat laat zich raden, want deze roman kon Anna Blaman niet helemaal voltooien door haar plotselinge dood in de zomer van 1960.

Wat ik verder nog mag tegenkomen op mijn zoektochten in de Nederlandse letteren, dit boek is groots. Elke zielzorger, elke hulpverlener, elk in zichzelf geïnteresseerd en bij zijn medemensen betrokken mens zou dit moeten lezen. Al moet je wel goed in je vel zitten, zeg ik erbij, want het grijpt je aan en je wordt er koud van. Dat laatste zeker als je tot diep in de nacht blijft doorlezen of luisteren, zoals het mij overkwam.

Ben ik soms ook niet een beetje een Kostiaan? Die vraag kwam wel bij me op, maar ik kon die toch in alle eerlijkheid ontkennend beantwoorden. Nee, zo ben ik er niet aan toe, maar zo veel scheelt het ook weer niet. Misschien niet, omdat er altijd weer Driekjes zijn, die je niet kunnen redden, maar wel naar je omzien en je verzoenen met een armetierig en eenzaam bestaan. Van Driekje weten opent ons oog en oor voor de kleine verrassingen van het leven en dat houdt ons gaande en staande, maar Kostiaan was dat niet gegeven en we begrijpen het van verre. Ook dank zij de helderziende blik van deze onvergetelijke schrijfster.

(c) Rens Kopmels